Als grootvader heb ik geprobeerd mijn kinderen de normen en waarden mee te geven die ik belangrijk vind in het leven. Nu ben ik (zijn wij) de trotse grootouder(s) van vier kleinkinderen. Het boek dat ik geschreven heb is aan hen, en aan alle andere kinderen op de wereld, opgedragen. Op de eerste blz. van het boek dat ik aan mijn kleinkinderen heb gegeven staat dat ik trots op ze ben en hoop dat ze ook trots op ons zijn als ze op een later moment in hun leven ‘omkijken’; en met ons bedoel ik dan de ouders en grootouders die nu leven. Ik ben daar niet zeker van. Laten we een toekomstige wereld na waarin het ‘goed leven’ is of heeft onze generatie het ‘verprutst’.
Het boek, waarmee ik met twee van mijn vier kleinkinderen op de foto sta, is voor hen nog veel te moeilijk. Eigenlijk is het een boek voor ouders en grootouders. In het verhaal houdt de hoofdpersoon ons een spiegel voor van de wereld waarin we leven. Durven we naar ons zelf te kijken? Dat is de centrale vraag waarmee we geconfronteerd worden. Met het verhaal dat ik vertel en de daarbij behorende presentaties met beeld en geluid probeer ik, op mijn manier, aandacht te vragen voor niet alleen het klimaatprobleem maar ook voor de honger en het onrecht om ons heen. Dat geldt dan voor de volwassenen, voor de kinderen zet ik mij in als voorleesouder en lees met hen mooie en spannende verhalen.
Als we als Grootouders voor het klimaat weten te groeien naar een ‘club die er echt toedoet’ moeten we toch in staat zijn om met zijn allen een steentje bij te dragen aan een goede toekomst voor hen die nu nog kind zijn of nog geboren moeten worden.