We hebben het 10-Puntenplan geactualiseerd in verband met de verkiezingen van 22 november 2023
Kiezen voor duurzaam omgaan met grondstoffen en klimaat is meer dan ooit dringend noodzakelijk. Met deze opgave als uitgangspunt hebben wij als beweging met 8000 sympathisanten en een potentieel groeiende doelgroep van 3 miljoen, een 10-Puntenplan gemaakt. Wij schetsen wat nodig is om de toekomst van onze kleinkinderen en van alle toekomstige generaties veilig te stellen.
Dit 10-Puntenplan kan toekomstige leden van de Tweede Kamer en coalitiepartners helpen bij het maken en uitvoeren van een duurzaam regeerakkoord waarmee de noodzakelijke transities op het gebied van energie en landbouw kunnen worden versneld.
Vertrekpunt van het 10-Puntenplan is de Nederlandse grondwet, waarin staat dat de overheid zorg dient te dragen voor bestaanszekerheid van burgers (artikel 20) én voor een goede kwaliteit van de leefomgeving van dezelfde burgers (artikel 21). Dit betekent dat de productie en consumptie van goederen en diensten niet ten koste mogen gaan van de kwaliteit van de leefomgeving.
Artikel 20 van de Grondwet impliceert dat de burger recht heeft op betaalbare energie, voedsel, water en onderdak. De vervulling van levensbehoeften mag geen speelbal zijn van machtsstrijd tussen multinationals, landen en (groot)aandeelhouders, waardoor de consument wordt geconfronteerd met hoge en sterk fluctuerende prijzen. Rechtvaardigheid stopt niet bij onze grens. Nederland moet zich inzetten voor het bereiken van de $ 100 miljard per jaar voor steun aan ontwikkelingslanden
Artikel 21 van de Grondwet impliceert dat de overheid maatregelen moet nemen om klimaatverandering tegen te gaan (mitigatie), mensen te beschermen tegen de gevolgen van klimaatverandering (adaptatie), de natuur in stand te houden, te zorgen voor goede lucht- en waterkwaliteit. Op al deze punten is meer actie nodig. Wij vinden de grondwetsartikelen 20 (bestaanszekerheid), 21 (kwaliteit van de leefomgeving) en 22 (Volksgezondheid) goede basis voor beleid. De artikelen kunnen worden versterkt door ook de rechten van volgende generaties expliciet op te nemen en toetsing van de naleving door de rechter mogelijk te maken.
De adviescommissie Van Aartsen stelde in haar rapport dat de 29 omgevingsdiensten in ons land niet onafhankelijk genoeg zijn. Om adequate vergunningen mogelijk te maken is nodig dat de wetgeving beter wordt afgestemd op Europese regelgeving en dat er beter geluisterd wordt naar bezwaren en klachten van omwonenden. Hierdoor kan worden voorkomen dat burgers naar de rechter moeten stappen om bescherming van de natuur en de leefomgeving (waarop ze volgens de Grondwet recht hebben) af te dwingen.
Om de milieudruk te verlagen in een groeiende economie moet het veroorzaken van milieudruk duurder worden overeenkomstig het principe ‘de vervuiler betaalt’. Het beginsel ligt ten grondslag aan o.a. het CO2 emissiehandelssysteem (ETS), maar wordt op vele andere terreinen slechts mondjesmaat toegepast. In het geval van fossiele subsidies wordt de vervuiler zelfs betaald. Een verhoging van de CO2 prijs, kan helpen bij versnelling van de energietransitie. Belasting op vervuiling moet dan gepaard gaan met verlaging van de belasting op arbeid om iedereen te kunnen laten meedoen.
Naast prijsprikkels is het stellen van normen van groot belang. Voorbeelden zijn het verminderen van de uitstoot van auto’s en het stimuleren van de bouw van energie neutrale huizen. Normstelling is verkiezen boven subsidies. Deze introduceren vaak complexiteit met onzekere uitkomsten. Ze leggen beslag op begrotingsgeld dat vroeg of laat (door toekomstige generaties) via belastingen moet worden opgebracht. Verplichte inschakeling van energiecorporaties bij duurzame energieprojecten zal helpen het draagvlak voor de energietransitie te vergroten. Op Europees niveau moet worden vastgesteld welke industriële productie-installaties nodig zijn om de afhankelijkheid van landen buiten de EU beperkt te houden. De Europese Kolen en Staal Gemeenschap (EGKS) die na de Tweede Wereldoorlog in Europa werd opgericht om landen te laten samenwerken is een goed voorbeeld.
De implementatie van de transitiemaatregelen moet sneller, wil een CO2 neutraal energiesysteem uiterlijk in 2040 zijn bereikt. Voor duurzame energie op land is het vergroten van de zeggenschap van de lokale omgeving over wind- en zonprojecten en warmtenetten essentieel. Zo moet er een wettelijke resultaatverplichting komen voor minimaal 51% lokaal eigendom en zeggenschap van duurzame energieprojecten. Door energiedelen lokaal mogelijk te maken kan die energie beschikbaar komen tegen lage en voorspelbare kosten. Ook netcongestie kan hiermee worden verminderd. De Energiewet dient hierin te gaan voorzien.
In Nederland kan binnen randvoorwaarden voldoende hoogwaardig voedsel worden geproduceerd. Een verschuiving van dierlijke naar plantaardige eiwitproductie kan de uitstoot van broeikasgassen fors verlagen. De toekenning van Europese landbouwsubsidies moet sterker worden gericht op het bevorderen van deze (ook vanuit klimaatoptiek belangrijke) transitie. De door uitkoop van veehouderijen verworven gronden kunnen worden ondergebracht in een Grondbank, en dan aan natuur inclusieve boeren worden verpacht. Speculatie met landbouwgrond moet worden verboden.
Financiële prikkels voor woningcorporaties en huiseigenaren om huizen te verduurzamen dekken niet de (aanzienlijke) kosten voor de warmtetransitie. Dat betekent aarzeling en zelfs verzet van bewoners van wijken waar met de warmtetransitie een begin is gemaakt. Wij stellen een nationaal isolatieplan voor, inclusief financieringsmodaliteiten om alle gebouwen in Nederland te verduurzamen, te beginnen met de slechtst geïsoleerde woningen voor mensen met de laagste inkomens. Om verrommeling van het landschap te stoppen, de volkshuisvesting op te pakken en de kwaliteit van de leefomgeving te verhogen, stellen we een Minister van Ruimtelijke Ordening en Milieu voor.
Het huidige beleid probeert bestaande industrie in Nederland te houden met behulp van megasubsidies zonder zich ernstig af te vragen of een activiteit op lange termijn nodig of haalbaar is.
De industriële veeteelt, en daarmee doelen wij op het agro-industriële complex (van banken, veevoer bedrijven, slachterijen, exporteurs en importeurs, verwerkers tot supermarkten) veroorzaakt grootschalige aantasting van natuur, in Nederland en elders. Bedrijven die niet binnen redelijke termijn klimaatneutraal kunnen worden of de omgeving langdurig blijven vervuilen moeten aan een streng tijdpad worden gebonden voor verbetering of anders beëindiging. Het innovatiebeleid moet worden ingezet voor een klimaat neutrale en circulaire industrie.
De omslag naar klimaat neutrale mobiliteit gaat te langzaam. Het OV heeft buiten de spits een erg lage bezetting, waardoor uit financieel oogpunt verbindingen worden geschrapt en tarieven worden verhoogd. Dat moet veranderen. OV is een publieke voorziening, moet in publieke handen komen en hoeft geen winst te maken. Iedereen moet kunnen meedoen. Internationaal is de verkeerde prikkel duidelijk: vliegen is veel goedkoper dan de trein. Voor de luchtvaart/scheepvaart moet de belastingvrijstelling op brandstoffen afgeschaft en de vliegbelasting verhoogd. De luchtvaartsector krijgt een uitstootplafond dat jaarlijks omlaag gaat. Schiphol moet krimpen en Lelystad Airport gaat niet open. Reclame voor fossiele mobiliteit zou moeten worden verboden.